Vito Acconci, oorspronkelijk een dichter, begon zijn praktijk in de beeldende kunst in 1969, en werd al snel tot één van de pioniers gerekend van de performance- en videokunst van de late jaren 1960 en begin jaren 1970. Hoewel de verhouding tussen het individuele zelf en de publieke ruimte steeds centraal bleef staan gedurende zijn gehele verdere artistieke praktijk, stopte Acconci in 1974 met het gebruik van zijn eigen lichaam in zijn werk en schakelde over naar de creatie van monumentale installaties en sculpturen. Hierin verschoof zijn aandacht meer naar het onderzoek van het individuele zelf als sociale, publieke categorie in relatie tot de openbare ruimte. Acconci interpreteerde de openbare ruimte als een ruimte op de vlucht, een losgeslagen leven op zichzelf, weg van het private individu, waar geen interrelationeel contact mogelijk is. Net daarom waren de meeste van deze monumentale installaties in hoge mate publieksparticipatief en evoceerden ze dikwijls een ruimte in de openbare ruimte, waarin hij privaat en publiek als het ware combineerde, en dus beide tegelijktertijd ‘teruggaf’ aan de toeschouwer, die hij als de ware eigenaar ervan beschouwde.
In 1988 trok Acconci deze idee nog verder door en richtte hij de Acconci Studio op, een soort van coöperatieve vennootschap avant la lettre, waarin hij samen met gelijkgestemde architecten en ingenieurs sterk urbanistisch geïnspireerde concepten in de stedelijke openbare ruimte ontwikkelde. Sindsdien werd Acconci’s werk definitief collaboratief en richtte hij zich met zijn studio volkomen op projecten die sculptuur, installatie, design, kunst in de openbare ruimte en stedelijke architectuur combineerden.
Mobile linear City uit 1991 is een zelfaangedreven publieke woning die de stad inrijdt als een truck. Waneer de truck geparkeerd is, schuiven op telescopische geleiders zes units uit, één voor één: “Fold down the legs of the smallest unit, drive the truck forward, fold down the legs of the next unit, etc. The houses are sheathed in corrugated steel, cut into sections that can hinge down inside and out. A gangplank folds down to make a doorway, a ladder folds from the gangplank down to the ground for access. Inside each house, wall panels pivot down to make a table, a bench, a bed, a shelf.” (uit: B. Rousseau, The ArchRecord Interview: Vito Acconci, 2007)
De bewoner is omgeven door steeds kleiner wordende units die elk onderscheiden functies hebben, van wonen naar eten en slapen tot de laatste unit met faciliteiten.
Het werk verstoort de stedenbouwkundige conventie van een ideale scheiding tussen rijden en wonen, tussen het publieke en het private, huiselijke. Het is zelfs een omkering van de private en publieke ruimte, doordat de gesloten ruimte zich helemaal naar buiten moet openen om gebruikt te kunnen worden als woning. Het project is daarmee ook een zorgvuldig geconstrueerde theatrale presentatie van een ""huis". Het was ook een commentaar op de functionele onderverdelingen van massa-woningbouw.
Het iconische werk kwam in 2017 vanuit het SMAK naar het Middelheimmuseum, in een zorgelijke conditie. Beide musea bereiden een restauratie voor in samenwerking met Studio Acconci en kunstenaar Nico Dockx.