Louise Lawler begon haar carrière in de jaren 1980 met vooral fotografische werken van kunstwerken van andere kunstenaars. Ze was geïnteresseerd in de manier waarop kunst werd tentoongesteld in private en publieke collecties. Ze houdt ervan de kunstwereld tegen zichzelf uit te spelen, maar hekelt op een milde manier. Lawler daagt de powers that be uit de kunstwereld uit en bekritiseert de verheerlijking van kunstobjecten en de marketing van (meestal mannelijke) kunstenaars. Droge humor kenmerkt haar werk, en dat is bij Birdcalls niet anders.
In dit geluidskunstwerk imiteert Lawler een papegaai die de namen van belangrijke Westerse kunstenaars debiteert: van Vito Acconci tot Lawrence Weiner. Het is haar kritiek op de dominantie van de kunstwereld door de blanke man.
Het werk ontstond toen de kunstenares in 1971 producties assisteerde voor een tentoonstelling van 27 werken door mannelijke kunstenaars op een verlaten pier in Hudson River (Pier 18) met curator Willoughby Sharp. Toen ze laat huiswaarts keerde, bootste Lawler vogelachtige geluiden na om in de ruige omgeving ongewenst gezelschap af te schrikken. "Willoughby! Willoughby!" Deze parodie evolueerde naar Birdcalls, die in 1981 opgenomen werd.
Op de tentoonstelling Experience Traps, een internationale groepstentoonstelling die de hedendaagse nalatenschap van de barokke tuinarchitectuur onderzocht, vond Birdcalls in 2018 een onderkomen in het transparante paviljoen van Het Huis. Kunstmatige vogelgeluiden vonden we immers ook in de baroktuin terug, waar automatons op basis van luchtdruk bepaalde vogelgeluiden konden nabootsen.
Dit geluidskunstwerk bestaat uit een geluidopname van 7:01 minuten en een tekstelement, dat bestaat uit dezelfde namen van mannelijke kunstenaars. Volgens de installatieinstructies moet de tekst leesbaar of beschikbaar gemaakt worden in dezelfde ruimte. De volgorde van de namen en de verticale layout liggen vast, alsook een kleurverschil dat de vocale delen van de tekst moet benadrukken.