Het werk ziet er, zeker van op een afstand, zeer aanlokkelijk uit, met zijn blinkende welvende oppervlak. Door zijn vorm en zijn organisch karakter integreert het volledig in het landschap. Doch dat is slechts schijn. Wanneer men dichterbij komt merkt men de perforaties op, die het geheel een vervreemdende aanblik geven. Er blijkt veel meer niet te zijn dan wel. Het materiaal staat voor massa, voor gewicht, voor onverzettelijkheid. De vorm blijkt echter veel ruwer te zijn dan aanvankelijk gedacht en vooral veel minder massief en compact. Het beeld is hol. Zoals de titel al doet vermoeden omvat het een eigen ruimte die weliswaar in contact staat met de omgeving, maar toch ook een eigen dynamiek heeft. Die dualiteit is typisch voor Cragg.