Met der Dreiklang drukte Rudolf Belling in 1919 de symbolische verbinding uit tussen de schilderkunst, de beeldhouwkunst en de architectuur. De drie figuren kunnen extatische dansers voorstellen, maar er worden ook bliksemschichten en vlammen in gezien. In dit werk komen diverse thema’s van Rudolf Bellings vroege werk samen: beweging en ritme, lichaam en ruimte, dans en muziek, tederheid en explosiviteit. Hij wou de Drieklank graag in kleur realiseren, zes meter hoog, als een podium voor orkestuitvoeringen van werken van Hindemith, Schönberg of Stravinsky.
Drieklank geldt als de eerste abstracte, door het kubisme geïnspireerde sculptuur in Duitsland. In dit baanbrekende werk verliet Belling voor het eerst bewust de figuratie en zorgde hij voor aansluiting bij de internationale Avant-garde beweging. Hij voert zijn abstractie zelfs nog verder door dan zijn grote voorbeelden Brancusi, Archipenko, Boccioni en Duchamp-Villon. Hij concipieerde sculptuur vanuit zijn “Belling systeem”: gezien vanuit diverse perspectieven en met lege ruimtes als een belangrijk element van de compositie. In 1918 richtte hij met Mies van der Rohe de progressieve kunstenaarsgroepering Novembergruppe mee op, waarmee hij in 1919 Dreiklang presenteerde. Rudolf Belling was een van de belangrijkste Duitse vertegenwoordigers van het modernisme en had ook contacten met de Antwerpse avant-garde, zoals met Jozef Peeters.
Hij stelde in 1922 in Antwerpen tentoon, publiceerde afbeeldingen van zijn werken (waaronder Der Dreikklang) in Het Overzicht alsook in 7Arts.
Na de machtsovername door de Nazi's emigreerde Rudolf Belling naar Turkije. Zijn ‘entartete Kunst’ werd verwijderd uit Duitse collecties en uiteindelijk vernietigd of omgesmolten. Na zijn terugkeer in Duitsland in 1966 vestigde hij zich in Krailling bij München.