Deze naakte ballerina maakt deel uit van een hele reeks werken die Manzù rond dit thema vanaf 1940 vervaardigde. Vanaf 1966 laat hij het onderwerp rusten. Hoewel heel natuurlijk van positie, het meisje neemt een spontane rusthouding aan, is dit toch een beeld dat ontstaan is vanuit het poseren door een model. Het feit dat het meisje geen maillot draagt wijst hierop. Dit werk is een enig exemplaar.
Na bemiddeling van Umberto Apollonio bezochten burgemeester Craeybeckx, conservator Bauduoin en Vanbeselaere het atelier van Manzu in Milaan in 1950. Ze namen onmiddellijk een optie op dit werk en op een kardinaal, die echter door de Tate werd gekocht. Na een paar jaar verdween het patina en kwamen er gebreken van de geut aan het licht. In 1953 werd het op advies van beeldhouwer Puvrez gerestaureerd door bronsgieter Henri Batardi in Brussel.