Harald Klingelhöller komt in de jaren 1980 naar buiten met sculpturen die op diverse wijzen de normen van de modernistische beeldhouwkunst in vraag stellen. De monolithische, naar zichzelf verwijzende vormen van de minimal art exploderen onder zijn handen tot relatief onoverzichtelijke stapelingen van brokken en fragmenten. De heterogeniteit van het gebruikte materiaal (karton, staal, glasplaten, spiegels, plaaster, hout, beton) draagt nog bij tot dit effect van incoherentie. Op het eerste gezicht ogen Klingelhöllers constructies van geometrische vormen en volumes abstract, maar bij nader inzien komen bepaalde details ‘bekend’ voor. Stukken van zijn installaties lijken op de gestileerde, archetypische onderdelen van gebouwen als balustrades, zuilen, architraven, rondbogen. De werken doen denken aan de schaalmodellen van half ontmantelde gebouwen. Vanaf de late jaren 1980 duiken er andere, letterlijk ‘leesbare’, bestanddelen op in Klingelhöllers werk. Sommige geometrische vormen zijn duidelijk gebaseerd op letters. De tanden van de E en de rondboog van de U kunnen zowel architecturaal als ‘letterlijk’ beschouwd worden. Voor de tentoonstelling Nieuwe Beelden (1993) concipieerde Klingelhöller Die Furcht verläszt ihren Gegenstand und geht über in Hass. De zestien letters uit de titel werden gerealiseerd in grijze lavasteen en op elkaar geplaatst in twee keurige stapels. Daarvoor zocht de kunstenaar een specifieke locatie op Middelheim-Laag, waar het werk in interactie treedt met een groene muur van rododendrons. De onopvallende, geometrische constructies lijken op modernistische gebouwen in een idyllische, landschappelijke omgeving. De onheilspellende titel ‘de angst verlaat zijn voorwerp en gaat over in haat’ kleurt het fraaie plaatje echter donker.