De Noord-Ierse Frederick McWilliam is opgeleid als schilder, maar stapt na een verblijf in Parijs en een bezoek aan het atelier van Brancusi in 1933 over naar beeldhouwen. Met abstract en semi-abstracte sculpturen wordt hij één van de belangrijkste vertegenwoordigers van het Britse surrealisme . Na de lange onderbreking als RAF piloot in Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog experimenteert McWilliam met andere materialen en technieken: hij modelleert een ijzercementmengsel op metalen armaturen. Dit geeft zijn werken nieuwe expressie en schaal. Het wordt ook naturalistischer: de menselijke figuur staat centraal in zijn werk en vanaf 1948 start hij met een serie families; naar verluidt geboeid door het opgroeien van zijn twee dochters. De compositie bestaat uit opgeschoten figuren, waarin nog de invloed te zien is van het surrealisme dat McWilliam langzaam maar zeker achter zich laat aan het laten is.
Volgens de kunstenaar is een het uniek exemplaar, voor het eerst getoond in de Hannover Gallery in 1952. Er bestaan tevens twee kleine voorstudies: in het Museum of South Australia en in een privé collectie.