Wiebelende torens van stoelen, kriskras op elkaar gestapelde meubelen en absurde witte konijnenoren: in haar reeks PRANK keert Phyllida Barlow nog één keer alles om. Wat groots lijkt, wordt speels. Wat stevig oogt, lijkt elk moment om te vallen. De sculpturen tonen haar rebelse kijk op monumentaliteit.
Barlow speelt met de gedachte dat kunst best wat ongemak mag oproepen, als een indringer in de ruimte. Waar hoort kunst thuis, en voor wie is ze bedoeld? Ze daagt de traditionele kijk op kunst uit en keert klassieke waarden zoals symmetrie en balans om. Het resultaat lijkt soms chaotisch en absurd, maar voelt door haar kwetsbaarheid verrassend menselijk aan.
De reeks PRANK, voltooid vlak voor haar overlijden in 2023, bestaat uit zeven sculpturen van wankel gestapelde meubels en studio-objecten. Voor het eerst werkte Barlow met robuuste buitenmaterialen als staal en glasvezel. Ze brak daarmee met haar typische gebruik van karton, stof en cement.
Een terugkerend motief zijn de grappige witte ‘konijnenoren’. Die wiebelen, klimmen of grijpen zich vast aan de sculpturen. Eerder al introduceerde Barlow die in haar vroege werk, als ironische knipoog naar de bombast van klassieke, mannelijke sculpturen. Ze geven haar beelden iets komisch en lichts, en net daardoor ook iets rebels.
De reeks werd getoond in City Hall Park in New York en geldt als Barlow’s laatste statement. Haar werk roept op tot kijken met een dubbele blik: verwondering én reflectie. In haar wereld is sculptuur nooit afstandelijk, maar lijfelijk, absurd en vol leven — een kunstvorm die de regels kent, en ze met plezier negeert.
Phyllida Barlow (1944-2023, VK) maakte bijna 60 jaar lang anti-monumentale sculpturen van simpele materialen zoals karton, stof en cement. Haar grote, speelse installaties zijn opzettelijk onhandig, zodat ze net de kwetsbaarheid onthullen. Ze toont ook sporen van het maakproces, daagt de ruimte uit en nodigt het publiek uit om sculptuur anders te ervaren. In 2017 vertegenwoordigde ze Groot-Brittannië op de Biënnale van Venetië.