In 1930 vereeuwigt de Italiaanse beeldhouwer Arturo Martini zijn dochter Maria (troetelnaam: “La Nena”) in terracotta. Opvallend is de tegelijk levendige en expressieve, maar ook droeve en delicate uitdrukking. De context voor de melancholische uitdrukking is het vertrek van het 9-jarige meisje naar de kostschool. Ze staart met licht geopende mond, ernstig gelaat en dromerige blik uit het raam van de trein. Ze leunt wat voorover, kruist de armen voor de borst en probeert achteraan het hoedje op haar gedraaide vlechten vast te houden. Maar Martini's artistieke ambities gaan verder dan een treffende fysieke gelijkenis of dan de representatie van de gemoedstoestand van zijn dochter in beeld brengen.
Sinds jaren 1920 onderzoekt Martini het thema van de buste, op zoek naar universaliteit, vooral in de Etruskische, Romeinse en renaissancekunst. In La Nena balanceert hij de twee tegengestelde polen die het portretgenre kenmerken: individualisering en typologisering. La Nena werd rond 1930 beschouwd als een verbazingwekkend voorbeeld van de combinatie van het universele en het realistische in de beeldhouwkunst. De combinatie van het poëtische, het eigentijdse én het klassieke was erg modern: "Hier neigt de realistische observatie naar lineaire stijl en harmonie, en het materiaal trilt nu al met een nieuwe strengheid van natuurlijke waarheid die niet langer alleen maar volume-architectuur is, maar ingetogen vorm en poëtisch gevoel" (Carrà 1933). In La Nena realiseert hij een perfecte balans tussen intimiteit en monumentaliteit, versterkt door het gebruik van terracotta. Martini kiest voor een ongekende, opzettelijk asymmetrische houding van de figuur in de buste en zet er zijn voortdurend artistiek onderzoek in door naar dagelijkse gebaren en gewone bewegingen van de menselijke figuur.
La Nena is één van de meest intense portretten van Martini. Omwille van de grote populariteit maakt hij er een beperkte serie in terracotta van. De kunstenaar gebruikt daarvoor eenzelfde vorm, waarin klei wordt gestampt. Na het ontvormen werkt hij verder op de ongebakken klei en doet kleine, directe interventies (snijden, modelleren, schrapen...). Vooral in de haren, maar ook de plooien en het hoofddeksel is de hand van de kunstenaar te zien. Daarom is ook iedere versie uit deze reeks toch een uniek werk, ook de Antwerpse La Nena.
Deze buste vormt samen met Donna al sole (zonnende vrouw) (1930), La lupa (de wolvin) (1930-1931), Gare invernali (Wintersport) (1931-1932) en Chiaro di luna (Maneschijn) (1931-1932) een bijzondere en unieke verzameling sculpturen van Arturo Martini, één van de belangrijkste Italiaanse beeldhouwers van de eerste helft van de 20ste eeuw. Ze vormen samen het grootste ensemble van de kunstenaar buiten Italië. Ze horen bovendien tot de fase die door de experts als een hoogtepunt in zijn oeuvre wordt beschouwd.