Rond de jaren 1930 komt Lipchitz, na de kubistische en transparante sculpturen van een vorige periode, tot massiever lyrische of spanningsvolle vormen. De onderwerpen verwijzen naar religieuze of mythologische taferelen die voor die tijd symbolisch zijn. Ontmoetingen hebben Lipchitz steeds geboeid en ieder beeld van hem duidt op een ontmoeting. De verstrengeling van krachten die hieruit ontstaat, laat aan ieder onderdeel een eigen vormleven, in zover dat ook anatomische onderdelen (oor, arm, knie, bv.) in deze hereniging van gestalten, door de kunstenaar vrijelijk worden gehanteerd. De eigen levensbeschouwing heeft Lipchitz in het ‘Gevecht van Jacob met de Engel’ willen weergeven. Het is het eerste werk in de meer gecompliceerd-beweeglijke vormgeving van Lipchitz, zonder onderscheid tussen worsteling en omhelzing, een verzoening in en met het conflict. Jakob of Jacob is in de Tenach en het Oude Testament de derde aartsvader, de kleinzoon van Abraham en de zoon van Isaäk en Rebekka. Hij is de stamvader van de Israëlieten, wier twaalf stammen uit zijn twaalf zoons ontstaan zijn. Het Bijbelboek Genesis bevat in de hoofdstukken 25-50 zijn volledige levensgeschiedenis, met een scherpe karaktertekening. Ook komt hij verschillende malen in de Koran voor. De oplage van het werk werd voorzien op zeven exemplaren. Van 1930-1931 dateren voorbereidende tekeningen en ontwerpen in terracotta en brons. De kunstenaar heeft de bedoeling gehad een nog grotere versie te maken dan deze in de Middelheimcollectie, doch hij heeft ze nooit gerealiseerd.