Met ‘Dabei sein ist Alles’ verwerft het Middelheim een belangrijk werk van de jonge Duitse kunstenares Kati Heck. Heck werd geboren in 1979 in Düsseldorf, Duitsland. Ze woont en werkt in Antwerpen, waar ze op de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten schilderen studeerde bij ondermeer Fred Bervoets. Het jaar na haar afstuderen wint ze de Prijs voor Schilderkunst Burgemeester Camille Huysmans (2002). Dat betekent alvast dat ze haar mannetje staat op picturaal vlak. Daar blijft het echter niet bij; Heck surft lustig van het ene medium naar het andere. Gemanipuleerde foto’s, tekeningen, collages, grafiek, video, performance, sculpturen, verse rode kool en biersoep maken eveneens deel uit van haar beeldende arsenaal. In het alternatieve Antwerpse milieu is ze al enkele jaren een actieve participant. Ze nam deel aan tentoonstellingen en projecten in ondermeer Factor 44 en Scheld’apen, figureert op de cover en in de pagina’s van het tegendraadse Rotkopmagazine (nr. 5 Drunk’) en maakte een schilderij voor op de cd van de band Maskesmachien. Dit jaar stelde ze ondermeer tentoon in het Stedelijk Museum Het Domein in Sittard (‘Bronzenspeck und Prollgehabe’) en in de Mary Boon Gallery in New York (Gsuffa, der eiserne Pomoment’). Schilderijen van Heck zijn opgenomen in de collectie van de Saatchi Gallery. Vorig jaar verscheen de monografie ‘Heisse Bräute und Geile Würste’ (Annie Gentils Gallery 2007). De stap van undergound naar de wereld van high art lijkt daarmee definitief gezet. De titels van haar werken, van haar tentoonstellingen en van haar publicatie maken duidelijk dat taal een grote rol speelt in Hecks oeuvre. Heck is geen ‘zonder titel’-kunstenaar. Minimalisme is evenmin aan haar besteed. Hecks werk is barok, overdadig, speels, ironisch en uiterst narratief. Ze slaat ons om de oren met monumentale schilderijen en piepkleine vilstiftkrabbeltjes, glanzende worstsculpturen en sobere pentekeningen, absurde etsen en bizarre collages. Die evoceren een caleidoscopische parallelwereld waarin feeën, pornosterren, kleine meisjes, centauren, naakte jongenmannen en levende worsten rondhangen en rondlopen, vaak in idyllische en arcadische omgevingen. Twee zaken vormen een constante in deze beeldenstroom: de rol van het personage Kati Heck zelf en het beeldend gebruik van tekst. Nu eens verkleed, dan weer poedelnaakt duikt de kunstenares op temidden van haar vrienden uit de Antwerpse scène of in bizarre, raadselachtige ensceneringen. Meestal kijkt ze naar ons en probeert ze de kijker in haar spel te betrekken. Vaak hanteert ze daarbij de cliché’s van de pin up girl. Vrijwel alle tekeningen en schilderijen bevatten teksten in de meest uiteenlopende vormen van schriftuur en typografie. Meestal zijn het curieuze oneliners of bizarre slogans. Soms doen ze denken aan graffiti, soms aan publiciteit of propaganda. De diverse interacties tussen tekst en beeld roepen associaties op met affiches of ideologisch getinte muurschilderingen. Net als haar schilderkunst heeft de sculptuur van Heck iets oneigenlijks en hybride. Haar sculpturale werk ontspringt grotendeels aan performance en houdt verband met gastronomie. In 2006 deed ze de actie ‘Kant in die Ecke-Hirn für Jederman’: met behulp van een mal en vanillepudding maakte ze een reusachtige sculptuur in de vorm van hersenen. Die werd vervolgens afgewerkt met bloedrode frambozensaus en opgediend aan het publiek. In hetzelfde jaar overwoekeren de worsten Hecks werk. Zo vindt in Oostenrijk de performance ‘Würstlstreit’ plaats: in een idyllisch berglandschap ontspint zich een gevecht tussen levensgrote, van ogen en monden voorziene worsten. Er duiken ook worsten op in haar tweedimensionale werk. De aquarelllen ‘Dabei sein ist alles: Hottentotten Wurst’, ‘Dabei sein ist alles: Agnus’ en de driedelige aquarel ‘Blut sprizt, Gendarme fliegen, alle sind zufrieden’ (ook de titel van een ets) fungeren als het ware als basis voor de worstsculpturen. We zien tientallen worsten in een historisch tableau. In het derde werk zien we hoe de donkere worsten de witte met geweld lijken te onderdrukken. Het lijken allegorieën over de menselijke samenleving, maar dan zonder clue. ‘Worsten zijn ook mensen’, lijkt Heck te zeggen. De installatie ‘Dabei sein ist alles’ ontstaat in dezelfde periode en kan op diverse wijzen tentoongesteld worden. De glanzende bruine, zwarte en witte worsten in polyester en autolak komen samen voor of geïsoleerd. Deel II, aangekocht door het Middelheim, bestaat uit drie worsten. Een witte worst hangt opgeknoopt aan een touw, een zwarte ligt neer op een donkerbruine die doormidden gesneden op de grond ligt. We zien de roze binnenkant en een losgekomen oog op de grond. De vriendelijk ogende worsten met hun verbaasd opengesperde ogen en pruilende mond zijn vertederend maar hebben in hun mishandeling ook iets verontrustend. Deze scène, een bloedbad van worsten, is dan ook in diverse opzichten ‘unheimlich’. Johan Pas, Antwerpen-Ekeren, augustus 2008