MID.B.221

Quatre sculptures du Congo

Floris Jespers (sculptor)

1956 - 1958

Groep van 4 Congo-beelden. In 1951-1952 onderneemt Floris Jespers zijn eerste Congoreis waarna er nog twee volgden (1954-1956 en 1956-1957). Hij is zo onder de indruk van het land en zijn bewoners, dat hij meteen begint te schilderen. Aanvankelijk zijn dat dorpsgezichten en landschappen, maar algauw raakt hij gefascineerd door de mensen zélf. Zowel het dagelijkse leven als de soms uitzinnige feesten kunnen onderwerp van zijn werk zijn. Al heel snel neemt hij in zijn werken het hoekige en ruwe lijnenspel over, dat eigen is aan vele Afrikaanse beelden. Zijn schilderijen worden wat abstracter met een zeer uitgesproken Afrikaans karakter. Vanaf 1953 komen er haast geen landschappen meer voor. Het is in deze periode dat Floris Jespers ook overgaat tot het beeldhouwen. Opvallend is dat de beeldtaal in zijn schilderijen veel dichter bij Afrika staat dan in zijn beelden. Deze zijn helemaal niet zo hoekig en sculpturaal. Het zijn eerder ranke, fragiele figuren, uitgevoerd in vloeiende lijnen. De beelden zijn opgebouwd rond een ijzeren frame. Daarover werden dan in cement gedrenkte vodden gedrapeerd. Als onderwerp koos hij het alledaagse: een korfdraagster, maniokstampers, twee zittende figuren en een staande vrouw. De beelden geven heel goed de indrukken weer die Jespers opdeed tijdens zijn drie Congoreizen. Meer dan momentopnames zijn ze dan ook niet. De handeling zélf is weergegeven, niet de persoon die ze verricht. Dat kon ook niet volgens Jespers, "vermits de Afrikanen voor ons westerlingen altijd een ondoorgrondelijk volk zullen blijven". Zoals hij het zelf stelde wanneer hij enkele vrouwen beschreef ‘die rondwandelen met raadsels hoog opgestapeld op hun hoofden met heel het mysterie van Afrika wiegend in hun heupen…’ Enkel de Korfdraagster is in brons gegoten, door toedoen van de Stichting Floris en Oscar Jespers in 1991 (MID.B.527)

ciment, polyester, mixed media, iron

1966

don - Jespers (mevr.)